Zondag 27 juli 2025 – 17e Zondag door het jaar

Geplaatst op: 09-07-2025
Alt Text

1e lezing: Gen.18,20-32  
Tussenzang: ps.138,1-3.6-8  
2e lezing: Kol.2,12-14  
Evangelie: Lc.11,1-13  

 

Afpingelen

Nu we volop in de vakantieperiode zitten en velen op reis gaan, zullen vooral deze laatsten waakzaam moeten zijn al was het maar vanwege het drukke verkeer. Dat geldt trouwens ook voor de thuisblijvers. Gevaar schuilt er van alle kanten. Oplichters die handig gebruik maken van toeristen. En niet te vergeten de kraampjes langs de wegen waar men mensen prullaria aanbiedt. Je weet van tevoren al dat de prijs die ze ervoor vragen veel te hoog is. En dan komt de tactiek van het ‘afpingelen’ om de hoek kijken. Je zult misschien bij de eerste poging niet slagen, omdat handelaren vaak halsstarrig blijven. Er rest niets anders dan het te blijven proberen totdat het lukt.

Ook in onze relatie met onze lieve Heer is afpingelen mogelijk, zoals we dat hoorden in de eerste lezing. Abraham blijft bij God aandringen, nadat God het voornemen had gemaakt om Sodom en Gomorra tot de grond toe gelijk te maken. Abraham smeekt om het niet te doen. In de steden zullen heus wel enkele rechtvaardigen te vinden zijn. Abrahams afpingelen, is niet anders dan ons gebed. Wij moeten volharden, we moeten volhouden. Maar hoe gemakkelijk is het niet om het maar bij de eerste poging te laten als we niets ervaren, niets voelen?

We zien dat terug bij mensen die bij gelegenheid naar de kerk komen. Soms lijkt het wel om een ‘moetje’. Ze komen, maar wat ze aanvoelen, wat ze ervaren, dat is niet wat ze willen en je ziet hen dan ook niet meer terug. Wij dienen bovenal zelf te volharden in het gebed. Als wij ons ‘wensenlijstje’ bij God neerleggen en willen dat Hij doet wat wij vragen. Is dat waarachtig bidden! Zo werkt het niet bij God. Hij stelt ons geduld vaak op de proef. Maar we mogen ook weten dat Hij één en al goedheid is, dat Hij het beste met ons voorheeft.

Dat spreekt ook uit de lezingen van deze zondag. “Ik zal niet verwoesten, Ik zal de Heilige Geest geven om wie erom vragen.” God zal uiteindelijk aan ons geven wat goed voor ons is, ook al ervaren we dat op het moment van ons gebed niet. God zal niet afpingelen op hetgeen wij Hem vragen. Hij zal ons niet zeggen: “Mag het wat minder?” Nee, Hij aanhoort al wat wij Hem vertellen. Op onze beurt mogen wij, met Gods goedheid voor ogen, niet afpingelen op de tijd die we aan gebed besteden. Niet even een ‘riedeltje’ opdreunen en dan verwachten dat al onze verlangens vervuld gaan worden. We mogen voor ons gebed de tijd nemen. In deze tijd van het jaar hebben wij meer vrijetijd dan anders.

Mogen wij van deze vrije tijd ook iets besteden aan ons leven met de Heer. Misschien dat de tijd die we nu aan gebed besteden een gewoonte wordt, zodat wij het ook blijven doen als we over enige tijd weer de draad oppakken van onze dagelijkse routine. Dat wij net als Abraham en Jezus op God blijven vertrouwen, dat wij in vertrouwen bekennen: ik geloof in de zon, ook als zij niet schijnt, ik geloof in de liefde, ook als ik haar niet voel. Ik geloof in God, ook als Hij zwijgt.

Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie