Zondag 12 oktober 2025 – 28e Zondag door het jaar

Geplaatst op: 08-10-2025
Alt Text

1e lezing: 2 Kon.5,14-17
Tussenzang: ps.98,1-4  
2e lezing: 2 Tim.2,8-13  
Evangelie: Lc.17,11-19  

 

Hoe dankaar zijn wij?

Als wij mensen een eenvoudige gunst hebben ontvangen, sturen wij soms als we thuiskomen een kaartje ‘bedankt’ of een kleinigheidje. Dat soort attenties zijn ontzettend belangrijk. Ze laten zien dat het goede wordt gewaardeerd. Het is altijd goed om dankbaarheid te ontmoeten. Dat schept een band, is uitdrukking van liefde.

Wat moet er dan wel tegenover staan als iemand zo goed is je leven te redden? De tien melaatsen in het evangelie verwachten dat laatste van Jezus. Ze zijn afgeschreven en afgewerkt in hun leven. Ziek tot de dood erop volgt, ‘opgegeven’ zoals wij dat tegenwoordig zeggen. Ze moeten bij iedereen uit de buurt blijven: “Zij bleven daarom op grote afstand staan.” Deze mannen hebben niets te verliezen. In de komst van Jezus zien zij een teken van hoop: “Jezus, Meester, ontferm U over ons!”

Jezus ziet ze met een blik van medelijden. Hij geeft de melaatsen een bijna absurde opdracht die alles vraagt van hun geloof: “Ga u laten zien aan de priesters.” Is dit nu het antwoord op hun bede? Stel dat er geen genezing plaatsvindt! Dan staan ze voor schande en volgt een bestraffing, omdat ze als melaatsen zomaar bij de priesters in de tempel zijn gekomen. Toch gaan ze. Zou dat niet zijn omdat Jezus’ blik van medelijden hen vertrouwen heeft gegeven?

Deze mannen worden dus gered. Slechts tien procent keert terug. Een vreemdeling, iemand die als Samaritaan al uitgesloten werd, ook als hij niet melaats was. Iemand die daarom eigenlijk in de ogen van mensen nog steeds melaats was. Is het wegblijven van de negen nu het antwoord op een levensreddende ingreep? Misschien heeft Jezus niet spectaculair genoeg gehandeld. Misschien had Hij beter donder en bliksem kunnen gebruiken.

Net zoals de eucharistie geen spektakelstuk is waar meer dan tien procent wekelijks voor uit zijn bed komt, is ook deze genezing misschien wel te gewoon. Zoals voor veel mensen God alleen maar interessant lijkt als Hij zijn medelijdende blik op ons richt, maar als wij Hem niet nodig hebben wij Hem ook geen blik waardig keuren.

Het gaat niet om het aantal mensen dat terugkomt. Al is het toch wel vreemd. Mensen gaan onderling met meer hoffelijkheid met elkaar om. De ene man komt terug en biedt Jezus meteen het mooiste cadeau aan: “Hij verheerlijkt God met luide stem.” Hij schrijft de gunst aan de juiste toe. Let op: hij komt niet Jezus verheerlijken! De man dankt niet Jezus maar de Vader, zoals het hoort: “Opdat God in alles verheerlijkt wordt.” Daarbij komt hij los van het gevraagde en de verkregen gunst. En hij is “vol dankbaarheid”, staat er. Voor honderd procent dankbaar.

Als wij kijken naar dit tafereel mogen wij ons wel afvragen: hoe dankbaar zijn wij? Keren wij terug na een dag van genade om Hem te danken? Of maken we er ons van af door gewoon een schietgebedje, beeld van het ansichtkaartje? En… waarvoor danken we Hem? Zijn wij honderd procent dankbaar voor alles wat Hij geeft of alleen voor wat wij zelf willen of wilden? Als we de gave Gods zouden kennen, zou er wel meer dan tien procent terugkomen op zondag om eucharistie te vieren voor alles wat op onze weg komt… God dankend in Hem.

Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie