Zondag 7 december 2025 – 2e Zondag van de Advent
1e lezing: Jes.11,1-10
Tussenzang: ps.72,2.7-8.12-13.17
2e lezing: Rom.15,4-9
Evangelie: Mt.3,1-12
Jezus toelaten
Wanneer een huis in de brand staat, of er is een ongeluk gebeurd, dan komen in een mum van tijd talloze mensen hierop af. Nieuwsgierigheid en sensatiezucht drijven hen naar de plek des onheils. De hulpverleners moeten vaak heel wat doen om de mensen van de plek des onheils weg te houden om hun werk goed te kunnen doen. De toeschouwers willen alles meekrijgen van het leed dat andere mensen overkomt en dringen zich op een brutale wijze op. Toch zijn er ook mensen die alle ellende moe zijn en uitzien naar een hoopvol woord. Zij willen niet blijven hangen in ellende waar toch niets aan te doen is, maar gaan op zoek naar woorden en daden die ons goede moed geven.
De hele adventstijd staat in het teken van redding en verlossing. De profeten roepen ons op om niet de onheilsplekken op te zoeken, maar juist de plaatsen waar hoop gloort. Prachtig vinden wij dat terug bij de profeet Jesaja. Hij schildert een klimaat waarin de steppe zal bloeien, en waar zowel dieren als mensen in vrede leven met elkaar. Juist de armen en ontheemden zal Hij een nieuw thuis geven. Je hoeft voor niets en niemand bang te zijn. Met open blik mag je in het leven staan. Uiteindelijk zal het goede het kwade overwinnen en zal Gods liefde doorbreken in het leven van de mensen.
Toch komt dit niet vanzelf. Men moet niet alleen praten over het verlangen naar vrede, maar daaraan ook werken. Zo moet de mens zich afkeren van wat slecht is en zich richten op wat goed is. Dat betekent voor velen een hele ommezwaai. Het woordje bekering krijgt een bijzondere betekenis. Johannes de Doper nodigt net als Jesaja mensen uit te geloven in een andere levensinhoud en dat ook te laten zien in het achterlaten van het kwaad.
Velen lieten zich dopen en daarmee wilden zij open staan voor God die ons het leven geeft. Toch zijn er ook mensen die niet willen veranderen, zoals de Farizeeën en Sadduceeën. Zij waren overtuigd van hun eigen goedheid. Zij wilden van geen bekering weten en sloten zich af van de komst van Gods Koninkrijk. Het leek of zij goede mensen waren. Maar in hun hart was allerlei boosheid en ongerechtigheid aanwezig. Zo lang het hart niet gezuiverd wordt, is er voor deze mensen geen hoop. Voor wie zich wel laat zuiveren, krijgt de adventstijd een blijde invulling en betekent het hoopvol uitzien naar de komst van Jezus.
Het bestaat daarin dat wij de bereidheid hebben om de Verlosser in ons hart toe te laten. De voorbereiding van de Advent nodigt ons uit om te werken aan vrede, liefde, hoop en geloof. Maar vooral de bereidheid om Jezus in ons hart te ontvangen en mee te dragen in ons bestaan. Moge zo het geboortefeest van de Heer een dag worden waarop wij de Redder van de wereld kunnen begroeten.
Tekst: Bezinning op het Woord, inleidende teksten bij de dagelijkse liturgie

