Inleiding dag van het Jodendom 2025
Tijdens een bijeenkomst bij gelegenheid van de 'Dag van het Jodendom' op zondag 26 januari 2025 hield Mgr. Dr Rond van den Hout onderstaande inleiding over 60 jaar Nostra Aetate.
‘Op weg.’ Dat is dit jaar het thema voor de Dag van het Jodendom. Bij twee belangrijke theologische onderwerpen zou ik willen stil staan, onderwerpen waarmee wij ‘op weg’ blijven.
Nostra Aetate 60 jaar
Twee belangrijke stappen destijds
Het conciliedocument Nostra Aetate (NA) sloeg 60 jaar (28 oktober 1965) geleden een nieuwe weg in met betrekking tot de relatie Kerk - Jodendom. Het is het kortste document van Vaticanum II en bestaat maar uit slechts 5 alinea’s. De meest gekende en belangrijke passages waar we vandaag niet verder op ingaan zijn:
- NA 4 constateert dat veel Joden Jezus niet hebben aanvaard, maar voegt eraan toe (en dat is het nieuwe): “Niettemin blijven de Joden, volgens de apostel [Paulus], omwille van de aartsvaders steeds bijzonder dierbaar aan God, die geen berouw kent over zijn gaven noch over zijn roeping.” Al eerder in het hoofdstuk werd gemeld dat God met het volk Israël een verbond is aangegaan en dat God dit verbond niet heeft verbroken. De Kerk mag door het Oude Testament delen in dat verbond en worden gevoed vanuit de wortel van de goede olijfboom Israël. De Kerk is de wilde tak van heidenvolken (wij als Europeanen) die op de goede olijfboom zijn geënt. Israël is en blijft het volk van het eerste verbond. Christenen hebben hun geloof in de ene God van Israël ontvangen en horen er in tweede instantie bij.
- Een andere belangrijke tekst in NA 4 gaat over de schuld voor de dood van Christus tegen de achtergrond van de ‘klassieke’ opvatting van het christendom dat de Joden Jezus/God hebben vermoord. “Hoewel de gezagsdragers van de Joden met hun aanhangers de dood van Christus hebben doorgedreven, kan toch datgene wat tijdens zijn lijden werd bedreven noch alle toen levende Joden zonder onderscheid noch de Joden van onze tijd worden aangerekend.”
Dit zijn twee uiterst belangrijke stappen. Want als christenen hebben we een anti-Joodse theologie gekend en daarmee bijgedragen aan antisemitisme.
Opmerkingen bij NA in zijn geheel
60 jaar na dato kunnen we de volgende waarnemingen doen t.a.v. NA:
- NA gaat niet alleen over de relatie van de Kerk tot het Jodendom, maar over de houding van de Kerk ten opzichte van de niet-christelijke godsdiensten in het algemeen. In NA 1 gaat het over de ene mensengemeenschap, de universaliteit van alle volken, waarbinnen de vele godsdiensten een plaats hebben. Alle mensen, culturen en godsdiensten houden zich bezig met de volgende vragen: wat is goed/kwaad? Wat is de zin van het leven? Wat betekent de dood? Hoe vinden we het ware geluk? Deze vragen zijn universeel en elke godsdienst geeft hierop zijn eigen antwoord. In de drie hoofdstukken die volgen (2 tot en met 4) worden de grote wereldgodsdiensten behandeld, allereerst het hindoeïsme en het boeddhisme (NA 2). “De katholieke kerk verwerpt niets van datgene wat in deze godsdiensten waar en heilig is […] Zij echter verkondigt en moet zonder ophouden verkondigen de Christus, die is ‘de weg, de waarheid en het leven’, in wie de mensen de volheid van het godsdienstig leven vinden en in wie God alles met zich heeft verzoend.”
- In NA 3 wordt de islam besproken. De Kerk erkent dat zij de ene God aanbidden, de Barmhartige, de Almachtige, de Schepper die gesproken heeft tot de mensen. De islam kent dus ook het idee van ‘openbaring’. Moslims leggen zich toe op de onderwerping aan God zoals Abraham heeft gedaan. “Hoewel zij Christus niet als God erkennen, vereren zij Hem toch als profeet […]”. De Kerk legt zich ernstig toe op wederzijds begrip en wil de sociale rechtvaardigheid samen met de moslims bevorderen.
- In NA 4 wordt vervolgens het Jodendom besproken waarin de twee genoemde kernpassages voorkomen.
Hoe wordt het Jodendom behandeld in Nostra Aetate? Welke plaats heeft het Jodendom ten opzicht van het christendom?
- Het Jodendom wordt genoemd en behandeld als laatste van de grote wereldgodsdiensten naast het christendom (hindoeïsme, boeddhisme, islam, Jodendom), omdat – zo heeft het concilie waarschijnlijk gedacht – het Jodendom aan het christendom het meest verwant is en de meeste overeenkomsten vertoond. De volgorde geeft dus een opklimmende waardering aan.
- Men kan zich afvragen waarom het concilie niet is begonnen met de godsdienst die het meest met het christendom verwant is en waarom men de minst verwante godsdienst niet als laatste heeft behandeld. Dat heeft te maken met de theologische insteek die men heeft gekozen, namelijk de schepping. NA begint met de universele mens die zich levensvragen stelt. Omdat men begint bij de mensheid als zodanig (het breedst mogelijke perspectief) en men zo toewerkt naar het christendom als de meest ware godsdienst.
- Hiermee komt overeen de keuze die het concilie heeft gemaakt ten aanzien van de godsdienstvrijheid in het document Dignitatis humanae. De godsdienstvrijheid wordt gefundeerd in het mens-zijn als zodanig. Dat was een nieuw geluid en klonk geheel anders dan de ‘klassiek’ stellingname: ‘de onwaarheid heeft geen rechten’. Het concilie identificeert zich met de gehele mensheid en wil zich daartoe verhouden. Dit heeft gevolgen voor het denken over de godsdiensten waartoe men zich wilde verhouden.
- Kritische vraag: Het Jodendom staat in NA in de rij van de grote wereldgodsdiensten! Maar is de band van christendom met Jodendom niet een heel andere dan die van christendom met hindoeïsme en boeddhisme waarvan we aannemen dat die totaal onafhankelijk van het christendom zijn ontstaan. En is de band van christendom met Jodendom niet een heel andere dan die van christendom met islam waarvan we weten dat die is ontstaan in de heterodoxe christelijke omgeving van de 7e eeuw en waarbij de islam zich afkeerde van het geloof in Drieëenheid en incarnatie?
- Voorstel: Zou de behandeling van de plaats van het Jodendom t.o.v. het christendom niet beter gepast hebben in Lumen gentium (LG), het document over de Kerk die nadenkt over zichzelf, de Kerk die op zoek is naar haar eigen mysterie? Als we de Kerk zouden verstaan vanuit het Jodendom (of omgekeerd), komen we uit bij Jezus de Christus, die Jood was en is. NA 4 geeft zelf al ruimte voor dit idee in de 1e zin: “Zich verdiepend in het mysterie van de Kerk [cursief rvdh], is deze heilige kerkvergadering de band indachtig waardoor het volk van het Nieuwe Verbond geestelijk verbonden is met de stam van Abraham.”
We zouden een vergelijking kunnen maken met de discussies tijdens de conciliezittingen over de plaats van Maria. Moet het een apart document worden zoals aanvankelijk voorgesteld in de ontwerpteksten? Men heeft er voor gekozen om dit niet te doen, maar Maria te behandelen in het kader van de Kerk. Het laatste deel van LG gaat nu over Maria. Maria in onderdeel van de Kerk en staat er niet los van, ze is de Moeder van de Kerk, de eerste gelovige, het eerste lidmaat.
- Een andere plaats voor het Jodendom zou kunnen zijn het document over de openbaring Dei verbum (DV). We zouden het Jodendom kunnen denken vanuit de ene bijzondere heilsgeschiedenis die God in Israël en de vroege Kerk heeft geopenbaard. God heeft zich allereerst in het volk Israël geopenbaard en vervolgens in Christus als lid van het volk Israël. We werken deze optie niet verder uit.
- Concluderende vraag: Is de plaats van het Jodendom in de rij van grote wereldgodsdiensten en de verhouding van deze tot de Kerk en het christendom de juiste? Is er genoeg nagedacht over de innerlijke verwantschap en verbondenheid van Israël en christendom? Is de plaats van het Jodendom niet teveel bepaald door de denkrichting van de universele waardigheid van elke mens en de godsdienstvrijheid, twee onderwerpen die op zich genomen van groot belang zijn.
Concilie van Nicea 1700 jaar
In 325 vond het concilie van Nicea plaats. Men kwam tot de belijdenis van de eenheid van God en de wezensgelijkheid van de Vader en de Zoon (contra Arius). Deze geloofsbelijdenis verenigt alle christenen.
Vanuit ons huidige perspectief en ons denken over de verhouding van christendom en Jodendom is het opmerkelijk dat Israël niet wordt genoemd. Het gaat om God Vader en Schepper en vervolgens direct over de Zoon en de menswording van Jezus Christus, zijn dood en verrijzenis. De enige verwijzing naar het Oude Testament is: “De Heilige Geest […] die gesproken heeft door de profeten [cursief rvdh].”
Overigens is het ook opmerkelijk dat het openbare optreden van Jezus, zijn wonderen en woorden ook niet in de geloofsbelijdenis worden genoemd.
Naast al het andere dat over de belijdenis van Nicea kan worden gezegd is het ook de vraag of het niet een anti-Joods concilie is. Het christendom koos duidelijk een andere richting en brak met Israël. Men koos op dit concilie ook voor een anti-Joodse paasdatum, namelijk de zondag ná de eerste volle maan na het begin van de lente, dus niet meer op de 15e Nisan. De keuze voor de zondag als dag van de verrijzenis is begrijpelijk en komt al in het Nieuwe Testament voor, maar wordt nog gecombineerd met het Jodendom: de christenen bezochten nog steeds de tempel én men kwam op de zondag bij elkaar voor het breken van het brood. Toch impliceert de keuze van de paasdatum een breuk met Israël onderstreepte de verschillen.
De christenheid is verdeeld. We kennen het orientaals christendom (3e en 4e eeuw), de orthodoxie (10e), het protestantisme (16e) en de evangelicale kerken en pinksterkerken (19e en 20e). In de loop van 20 eeuwen kerkgeschiedenis zijn er veel en grote scheuringen binnen de christenheid ontstaan. Maar is de eerste scheuring niet die met het Jodendom?
Slotopmerkingen
Er is continuïteit en discontinuïteit tussen Jodendom en christendom. We hebben bijna 20 eeuwen vooral de verschillen gezocht en ons van elkaar gedistantieerd en elkaar uitgesloten. De ontdekking dat Jezus Jood is en geleefd heeft in een Joodse omgeving is fundamenteel. Het betekent ook dat het (rabbijnse) Jodendom ons als christenen kan helpen het Nieuwe Testament te verstaan. Als christenen leren we gebruik te maken van rabbijnse literatuur om Jezus van Nazareth en zijn tijd beter te begrijpen.
Maar er komen ook nieuwe theologische vragen op die ervoor zorgen dat we steeds ‘op weg’ blijven. Meer dan ooit zijn wij samen op weg, onderhouden we vriendschappelijke contacten, leren we elkaar kennen en begrijpen. Moge de Dag van het Jodendom hier van betekenis zijn.
+ Ron van den Hout,
bisschop van Roermond
