Tradities Maria Lichtmis en Blasiuszegen blijven levend
In het weekeinde van 2 & 3 februari wordt in veel parochiekerken in Limburg de Blasiuszegen gegeven. De priester houdt dan twee gekruiste kaarsen voor de gelovigen en vraagt op voorspraak van de heilige Blasius om bescherming tegen keelziektes.
De zegen wordt uitgedeeld op of rond 3 februari, de feestdag van de heilige Blasius. Hij was in de vroege kerk bisschop in Armenië. Rond het jaar 300 werd hij gevangen gezet, gemarteld en onthoofd. Dat wij hem nu nog kennen, heeft vooral te maken met een gebeurtenis die zich tijdens zijn gevangenschap afspeelde. De legende vertelt dat op een dag een wanhopige vrouw bij Blasius kwam met haar zoontje op de armen. De jongen was de verstikkingsdood nabij, omdat een visgraat in zijn keel was blijven steken. Blasius raakte de jongen aan en de graat sprong uit zijn keel.
Tijdens zijn gevangenschap zou Blasius nog meer wonderen verricht hebben, maar vooral door het voorval met de visgraat is hij de geschiedenis in gegaan als de heilige die aangeroepen wordt tegen keelaandoeningen, angina, hik, bof, spruw, astma en krop. Daaruit ontstond in de 13e eeuw het gebruik van de Blasiuszegen.
Maria-Lichtmis
De Blasiuszegen is onlosmakelijk verbonden met het feest van Maria-Lichtmis. Dit wordt op 2 februari gevierd. Officieel heet deze dag ‘Opdracht van de Heer in de Tempel’. Volgens Joods gebruik gingen Jozef en Maria veertig dagen na zijn geboorte met het kind Jezus naar de tempel om hem daar aan God op te dragen en daarbij een offer te brengen. Vroeger markeerde Maria-Lichtmis ook het einde van de kersttijd.
Bij deze ontmoeting in de tempel wordt Jezus herkend door Simeon als ‘hét Licht voor alle volken’. De naam Lichtmis verwijst ook naar een al meer dan duizend jaar oude traditie in de Kerk om op 2 februari kaarsen te zegenen en een lichtprocessie te houden. Op sommige plaatsen is het nog steeds gebruik dat gelovigen op deze dag met een kaars in de hand rondgaan door de kerk.
