Social Media

Synodaliteit: vloek of zegen?

Geplaatst op: 11-12-2025

 

Feestrede Mgr. Ron van den Hout tijden Dies Natalis Rolduc, 8 december 2025

De laatste jaren heeft het woord ‘synodaliteit’ voor veel beroering gezorgd in onze katholieke kerk, ook bij mij persoonlijk. Het heeft mij behoorlijk beziggehouden. Wat gaat er gebeuren? Wat wil paus Franciscus? Wordt er aan onze stoelpoten gezaagd? Wat wil je iedereen laten meepraten of zelfs … laten meebeslissen! – Veel mensen hebben geen kennis meer van het geloof, en hebben geen geloofservaring meer, want ze komen niet meer naar de kerk, hebben nooit degelijke catechese gehad en hebben geen gebedsleven! Wat dragen deze mensen bij aan het kerkelijk leven? En hen dan ook nog laten meepraten! Wat wil de paus?

 

Recente voorgeschiedenis

Paus Franciscus heeft vanaf het begin van zijn pontificaat in 2013 iets in zijn hoofd gehad en hij heeft dat idee langzaam uitgerold. Hij signaleerde onvrede over het verloop van de bisschoppensynodes die sinds het Tweede Vaticaan Concilie om de paar jaar in Rome plaatsvonden. De gebruikelijke manier van werken was: Er werd door een paar theologen een tekst voorbereid, een Instrumentum Laboris; dat werd besproken in plenaire zittingen met bisschoppen die hun conferentie vertegenwoordigden; het werd hier en daar wat bekritiseerd, bijgewerkt en van accenten voorzien en tenslotte werden er beschouwingen en aanbevelingen gepubliceerd in een slotdocument dat aan de paus werd aangeboden. En de paus besteedde aan het thema vervolgens een postsynodale exhortatie. Zo hebben we een aantal zinvolle publicaties over belangrijke thema’s als catechese, het christelijk gezin, de roeping van de lekengelovigen, enz. Maar paus Franciscus vond dit allemaal een beetje te braaf en te voorspelbaar, een herhaling van wat eerdere pausen en bisschoppen al hadden gezegd. Meer van hetzelfde!

Dat paus Franciscus een andere werkwijze wilde, bleek al snel toen hij enquêteformulieren rond liet sturen ter voorbereiding op de synode over de jongeren in 2018. Wat moeten we hiermee? dacht ik – toen nog vicaris-generaal in het bisdom ‘s-Hertogenbosch. Datzelfde gebeurde bij de synode over het gezin. Deze synode bestond uit twee sessie (2014 en 2015). Zowel bij de synode over de jongeren als die over het gezin waren de doelgroepen aanwezig en konden hun getuigenis geven en hun inbreng hebben. Naar aanleiding van beide synodes verscheen er twee postsynodale exhortaties: Christus vivit en Amoris Laetitia.

Deze twee bisschoppensynodes waren opstapjes naar een nog bredere consultatie voor de bisschoppensynode over synodaliteit, ook weer in twee sessies gehouden in 2023 en 2024 en resulterend in een slotdocument waarop geen postsynodale exhortatie meer volgde, maar het slotdocument werd door de paus beschouwd als behorend tot het leergezag. Deze werkwijze moet paus Franciscus vanaf het begin op een of andere wijze voor ogen hebben gehad. Hij heeft er langzaam en in stapjes naartoe gewerkt. Hij vond de samenstelling en de inbreng bij de bisschoppensynodes te eenzijdig en te smal. Dat heeft hij duidelijk laten horen door de oproep te lanceren aan álle gelovigen wereldwijd te laten deelnemen, ook de gemarginaliseerden, de randkerkelijken en zelfs mensen van buiten onze eigen katholieke kerk. Er kwam vanaf 2020 een consultatieproces op gang van onderop: bisdom, land (2022) en continent (2023), Rome (2023 en 2024).

 

Orthodoxe en protestantse kerken

De synode is een algemeen christelijk fenomeen. Het woord wordt gebruikt voor bestuursorganen in de orthodoxe kerken en in de protestantse kerkelijke gemeenschappen. Het is inderdaad zo dat de rooms-katholieke kerk sinds de Middeleeuwen zich sterk centraal en hiërarchisch heeft ontwikkeld. Het behoeft correctie. Dit centralisme is trouwens niet alleen maar negatief geweest, het was en is ook een kracht. Maar zoals in de katholieke kerk synodes (en concilies) bekend zijn, hebben deze bestuursvormen in de orthodoxe kerken en de protestantse kerkelijke gemeenschappen toch een eigen ontwikkeling gekend.

De orthodoxe kerken kennen een synodale bestuursvorm. Dat betekent dat het hoogste gezag niet bij één bisschop ligt, maar bij een vergadering van bisschoppen: de Heilige Synode. Deze synode wordt voorgezeten door een patriarch of metropoliet en de bisschoppen beslissen gezamenlijk over geloofszaken, organisatie en kerkelijk recht. In de katholieke kerk ligt de wetgevende macht bij paus en bisschopen. De kennismaking die ik in maart 2022 had met de Grieks-Orthodoxe aartsbisschop van Athene en de wijze waarop wij de patriarch van Moskou de laatste jaren hebben leren kennen, geven mij de indruk dat synode in de orthodoxe kerken toch niet is wat paus Franciscus heeft bedoeld.

Bij de protestantse kerkelijke gemeenschappen is de synode ook een bekende bestuursvorm en op een meer democratische leest geschoeid. De plaatselijke gemeente heeft een sterkere positie en dat betekent dat de samenwerking meer van onderuit is opgebouwd met ook de nodige nadelen. Ik heb protestantse predikanten horen zeggen: ‘Hadden we maar een bisschop, dan kon er tenminste iemand een beslissing nemen!’ Het bestuursmodel van de synode is in de protestantse wereld niet een instrument van eenheid gebleken. De laatste pijnlijke ontwikkeling is die binnen de Christelijk Gereformeerde Kerken die op dit moment op scheuren staat vanwege verschillen van inzicht over de acceptatie en het zegenen van homoseksuele relaties en over de vrouw in het ambt. Overigens zijn dit twee onderwerpen die ook in onze katholieke kerk gevoelig liggen. Er komt dit jaar een nieuwe scheuring terwijl nog niet zo lang geleden in 2023 een fusie plaatsvond tussen de Nederlands Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Met een synodestructuur is het bewaren van de eenheid niet gemakkelijker.

 

Synodes in de geschiedenis van de katholieke kerk

Toen paus Franciscus zijn idee openbaarde voor een synodaal proces van meerdere jaren, werd opgemerkt: Wat hij wil voldoet niet aan de canones in het kerkelijk recht! Het werd al snel duidelijk dat dit ook helemaal niet zijn bedoeling was. Het zou geen synode worden in de kerkrechtelijk zin van het woord.

Mgr. Muskens, bisschop van Breda van 1994 tot 2007, wilde aan het begin van deze eeuw een diocesane synode houden, maar hij kreeg daarvoor vanuit Rome geen toestemming. Men vond het te riskant vanwege de sterke polarisatie in Nederland. Hij moest zijn idee van een brede volksraadpleging omgooien en een minder officieel karakter geven. Het idee van een synode was eigenlijk niet gek. Diocesane en kerkprovinciale synodes zijn een normaal verschijnsel in de geschiedenis van de Kerk, zeker in de vroege kerk, maar ook later nog. Zo schreef het concilie van Trente voor dat er iedere drie jaar een provinciale en jaarlijks een diocesane synode gehouden zou worden. In de Mechelse kerkprovicie – waartoe het bisdom Roermond destijds behoorde – vonden er synodes plaats in 1570, 1574, 1607. Er waren vijf Roermondse synodes in 1569, 1570, 1571, 1572, 1573, dus in de periode dat Lindanus bisschop was (1562 tot 1588). Door politieke omstandigheden en vanwege de pestepidemie kwam er aan deze synodes een einde. In plaats daarvan ontstond er overleg van de bisschop met enkele vooraanstaande priesters, een soort dekenvergadering. Tot halverwege de 17e eeuw zijn er documenten van dergelijke bijeenkomsten in het archief te vinden.

Ook na het Eerste Vaticaans Concilie werden er kerkprovinciale en diocesane synodes gehouden. Een richtinggevende synode voor de kerkprovincie van Utrecht in 1865 vond plaats in de Sint-Jan in Den Bosch; Zwijsen bleef ongetwijfeld liever in Den Bosch dan dat hij naar Utrecht afreisde hoewel hij ook aartsbisschop was. Bisschop Paredis hield een eerste diocesane synode in 1867. De codex van 1917 zou later voorschrijven dat er minstens elke 10 jaar een diocesane synode gehouden moest worden. Een tweede synode in het Roermondse bisdom vond plaats onder bisschop Schrijnen in 1928: 65 priesters kwamen bij elkaar in het grootseminarie in Roermond. Tien jaar later in 1938 gebeurde het nog een keer onder het episcopaat van bisschop Lemmens.  Er bestond ook het voorschrift dat er tussen twee diocesane synodes jaarlijks een prosynodale synode gehouden zou worden met priesters, ook vanuit de categoriale zielzorg. In 1965 vond de laatste prosynodale synode plaats onder bisschop Moors. Daarna ontstonden er andere vormen van overleg. – Ik durf het hier bijna niet te zeggen, maar het behoort nu eenmaal tot onze Nederlandse kerkgeschiedenis – : het Pastoraal Concilie van Noordwijkerhout van 1966 tot 1970.

De kerkrechtelijke synodes van ná Trente en van ná het Eerste Vaticaans concilie hadden een organisatorische en wetgevend karakter. De bisschop voerde overleg met een delegatie van zijn priesters om tot allerlei regelingen te komen, bijvoorbeeld – zo stel ik mij voor zonder de Analecta te hebben nagezocht – regelgeving aangaande het vasten, de indeling van het bisdom, de huwelijksvoorbereiding etc. De geloofsleer stond niet ter discussie, dat hoefde ook niet gezegd te worden. Ook de kerkelijke verhoudingen en bevoegdheden van clerus en leken stonden niet ter discussie. Die waren ook helder. Er stonden geen fundamentele of theologische kwesties op de agenda.

Het huidige kerkelijk recht voorziet nog steeds in de mogelijkheid om een synode te houden. In de canones 460-468 C.I.C. wordt gesproken over de diocesane synode: een bijeenkomst van uitgekozen priesters en andere christengelovigen, wanneer naar het oordeel van de bisschop de omstandigheden het raadzaam maken. De leiding ligt bij de diocesane bisschop; deelnemers worden gekozen uit de priesters, religieuzen en lekengelovigen; er zijn waarnemers mogelijk; en er mag vrij gediscussieerd worden. En de enige wetgever is de diocesane bisschop. In de canones 439-446 gaat het over particuliere concilies voor een kerkprovincie.

De universele bisschoppensynode is een idee van het Tweede Vaticaans Concilie zoals u weet en daarover gaan de canones 342-348 C.I.C. Ik meen te mogen zeggen – te hebben gelezen – dat lekengelovigen aanvankelijk bij diocesane synodes een rol hadden, maar dat de synodes in de loop van de geschiedenis steeds clericaler werden, totdat in de jaren 1960 er meer aandacht kwam voor de rol van lekengelovigen en er voor hen in de codex van 1983 ook meer plaats werd ingeruimd.

Samenvattend: in de geschiedenis van de katholieke kerk gingen concilies – de eerste christologische concilies, het contra-reformatorische of katholiek-reformatorische Trente, het fundamenteel-theologische Eerste Vaticaan Concilie – over de leer van de Kerk; de synodes gingen over de regulering van het kerkelijk leven.

 

Het Tweede Vaticaans Concilie en daarna

Het tweede Vaticaan Concilie had een meer pastoraal karakter. Dat was de wens van paus Johannes XXIII. Hij wilde niet zozeer de leer van de Kerk nog eens uiteenzetten of anathema’s uitspreken of de katholieke leer veiligstellen en afgrenzen van zogenaamde ‘ketterse ideeën’. Maar hij wilde meer openheid naar andere christenen en godsdiensten, geen consolidering maar een vernieuwing en een aggiornamento.

Ik interpreteer het werk van paus Franciscus vooral in deze – pastorale – richting. Hij heeft zich over filosofische en theologische vraagstukken niet vaak uitgesproken zoals paus Benedictus wél deed. Deze maakte goede analyses en gaf beschouwingen over de moderniteit en over ontwikkelingen in theologie en exegese en in het filosofisch denken. Franciscus ging het vooral om de cultuur van de Kerk waarin gedoopten nog steeds hun plaats niet hebben ingenomen ten opzichte van de priesters; en dat was toch een wens van het concilie! De preken van Franciscus over clericalisme zijn berucht. Encyclieken als Laudato sí en Fratelli tutti gaan meer over hoe wij samenleven en hoe wij met de aarde omgaan, en die thema’s zijn meer moreel en ethisch dan theologisch. Daarom niet minder nodig trouwens. En het is ook niet zo dat deze onderwerpen geen theologisch belang hebben of dat er geen theologie onder schuil gaat.

Met het synodaal proces wilde paus Franciscus alle gelovigen erbij betrekken en hen laten spreken vanuit het besef dat als we samen een missie hebben, we ook daadwerkelijk allemaal moeten participeren en ook een gemeenschap zullen moeten vormen. Synodaliteit in dienst van missie en zending. De titel van het hele project is dan ook: communio, participatio, missio.

In aanloop naar de bisschoppensynode en naar de consultatiefase die in 2020 begon, heeft de Internationale Theologische Commissie een tweetal documenten gepubliceerd: Sensus fidei in the Life of the Church (2014) en La sinodalità nella vita e nella missione della chiesa (2018). Alle gedoopten participeren in het profetisch ambt van Christus, ieder op eigen wijze. Alle gelovigen hebben een instinct voor de waarheid van het evangelie, een bovennatuurlijk instinct voor het geloof zoals dat wordt ontvangen in de gemeenschap van de Kerk. Er zijn twee subjecten van het geloof: de Kerk (sensus fidei fidelium) en de individuele gelovige (sensus fidei fidelis). We kunnen niet meer spreken met het oude schema ecclesia docens en ecclesia discens. Dat gaat te veel uit van passieve leken ten opzichte van een actieve hiërarchie. De Kerk als geheel is onfeilbaar; ook gedoopten hebben een rol in het herkennen van het depositum fidei van de Kerk, niet alleen paus en bisschoppen. ‘Sensus fidei is de connaturaliteit die de deugd van geloof vaststelt tussen het gelovige subject en het authentieke object van geloof, namelijk de waarheid van God geopenbaard in Christus’, een wat kunstig geformuleerde samenvatting die wil aangeven dat we de geloofsleer niet volgens democratische principes vaststellen en dat het gaat om trouw aan de openbaring en niet om de individuele mening. Als ik me een persoonlijk opmerking mag veroorloven: er zijn niet veel gelovigen die denken vanuit de openbaring of die naar de openbaring toe denken. De concepten, overtuigingen en meningen van welwillende en actieve parochianen zijn niet vaak gebaseerd op de Bijbel, de traditie, het leergezag of andere kerkelijke kaders zoals de liturgie. Argumenten komen eerder uit het menselijke en soms misschien uit het wetenschappelijke bereik.

De synodale bijeenkomsten in onze parochies in Nederland hebben niet heel veel beroering teweeggebracht. De initiatieven waren gemeend, maar aan de voorzichtige kant. De belangstelling was niet overweldigend. Er was ook scepsis: wordt het geen Poolse landdag? De mensen die deel hebben genomen, hebben het geloofsgesprek evenwel als waardevol ervaren. Daarentegen hebben religieuzen en sommige belangengroepen meer van zich laten horen. Ik herinner me uitspraken van een vrouwelijke religieuze: “We moeten meedoen, dit is onze kans.” Belangengroepen hebben ook zelf de weg naar het secretariaat in Rome gevonden. Uit betrouwbare bron – en het is ook publieke gezegd – weet ik dat Rome sommige bisschoppenconferenties soms niet vertrouwde: Geven de bisschoppen wel door wat er bij het volk leeft? Ik kan u verzekeren dat we dat in Nederland – in onze eigen samenvattende bewoordingen – zeker gedaan hebben.

 

Het slotdocument en de actualiteit

De verschillende werkdocumenten, diocesane en landelijke verslagen en het slotdocument Voor een synodale Kerk: gemeenschap, participatie, zending van 26 oktober 2024 hebben we allemaal kunnen lezen. Er valt mij iets op: in de voorbereidende consultatiefase was er een sterk pleidooi voor diversiteit, acceptatie van andersgeaarde gelovigen en van vrouwen. Vaak werd er gepleit voor gastvrijheid en verwelkoming zonder voorwaarden. Deze onderwerpen – die bij sommigen irritaties hebben veroorzaakt – zijn eigenlijk niet terug te vinden in het slotdocument. Het slotdocument gaat eerder over synodaliteit als zodanig, over het eigenlijk onderwerp dat paus Franciscus adresseerde: hoe gaan we samen op weg. Het slotdocument gaat over de participatie van de verschillende geledingen en ambten op alle niveaus: parochie, bisdom, kerkprovincie en wereldkerk; over relaties binnen de Kerk, charisma’s en het verschijnsel van de verschillende contexten. In die zin is het slotdocument een intern kerkelijk document. Toen ik het las, was mijn reactie: waar zijn de hot items gebleven? … Die zijn ondergebracht in een tiental studiegroepen.

Kort nadat het slotdocument werd gepubliceerd kondigde paus Franciscus in zijn nadagen het vervolg aan. Nieuwe bijeenkomsten in Rome van landelijke teams – een paar weken terug waren 2000 gedelegeerden uit de hele wereld in Rome samen, ook uit ons land – en een afsluiting in oktober 2028 in Rome. Ondertussen zijn er 14 studiegroepen die zich buigen over specifieke kwesties, onder andere:

  1. De rol van vrouwen in de Kerk
  2. De plaats van leken in besluitvorming en bestuur en bij de keuze van bisschoppen
  3. De verhouding tussen bisschoppenconferenties en het universele kerkelijk gezag
  4. De hervorming van de priesteropleiding
  5. De wijze waarop het Ad Liminabezoek het beste kan plaatsvinden
  6. De missionaire dimensie van een synodale Kerk

Dit wordt nog spannend want gevoelige kwesties – die uiteraard theologische en kerkrechtelijk bestudering vragen – zijn in deze groepen geparkeerd. Wat gaat eruit komen? Soms wordt door een studiegroep inhoudelijke inbreng gevraagd van de bisschoppenconferenties. En er zou binnenkort een tussenrapportage worden gegeven.

 

Slotopmerkingen

Ik begon deze feestrede met de opmerking dat ook ík enige scepsis had ten aanzien van het initiatief van paus Franciscus. Een principiële tegenstander van synodaliteit ben ik trouwens nooit geweest. Hoe ga je met elkaar als gewijden, religieuzen en lekengelovigen op weg? Dat is een vraag die gesteld en beantwoord moet worden. Als je als Kerk een gezamenlijk missie hebt – en het is toch wel duidelijk dat de verkondiging van het evangelie niet alleen een taak is voor priesters en missionarissen – dat moet je ook samen een gemeenschap vormen waarvan ook iedereen écht deel uitmaakt. Dus synodaliteit: ja! Zodat iedereen van binnenuit kan meedoen.

Maar er blijven ook vragen: hoe laat je mensen participeren die weinig tot geen geloofskennis hebben en ook geen geloofservaring? Het gebrek aan vorming bepaalt wel de inbreng. Ook iemand die geen kennis van het geloof heeft, kan een zuiver aanvoelen hebben, maar als iemand het niet kan verwoorden, hoe moet je die inbreng dan wegen? Dat ordes en congregaties meer democratisch georganiseerd zijn, heeft ook te maken met het gegeven dat religieuzen beter zijn gevormd in hun geloofskennis en geloofsbeleving. Synodaliteit wordt gemakkelijker te begrijpen als we denken aan de mogelijkheid iedereen te laten meepraten over ‘het samen op weg gaan’, het zich verhouden tot elkaar. Als het zou gaan over doctrinaire zaken, lijkt me een goede geloofsvorming toch wel belangrijk.

Een andere kwestie is de verhouding tussen wijdings- en bestuursmacht. De benoeming van een lekengelovige op de hoogste positie van een Vaticaans dicasterie, blijf ik lastig vinden. Ik was in de veronderstelling dat wijdingsmacht en bestuursmacht door Trente en het Tweede Vaticaans Concilie juist weer bij elkaar waren gebracht. Paus Franciscus heeft door een concrete benoeming deze twee zaken uit elkaar gehaald, en dat is een heel principiële beslissing, want het betekent dat we niet langer kunnen volhouden dat de pastoor voorzitter moet zijn van het kerkbestuur. En daar hebben we in Nederland de laatste 25 jaar van de vorige eeuw met behulp van Rome toch voor gevochten! Ik pleit er niet voor dat pastoors zich primair met bestuurszaken bezighouden – een goed kerkbestuur is onontbeerlijk en heeft ook een eigen verantwoordelijkheid – maar in de persoon van de pastoor komen zakelijke, financiële en pastorale zaken wel bij elkaar en blijven op elkaar betrokken.

Een consultatieproces met het ophalen van vele zienswijzen vraagt ook om een weging van al dat materiaal, een interpretatie, een onderscheiding. Dat is een delicaat proces waarbij ook veel onbegrip zou kunnen ontstaan als voor de deelnemers niet duidelijk wordt waarom bepaalde keuzen zijn gemaakt. Het beluisteren van de Heilige Geest die spreekt door de hele Kerk is niet gemakkelijk. En bovendien, we mogen de Heilige Geest niet claimen voor onszelf of voor ons zorgvuldig doorlopen synodaal gesprek. De Heilige Geest heeft gesproken op vele manieren, ook door de profeten zoals we in de geloofsbelijdenis bidden.

Samen op weg gaan als gelovigen, met elkaar over het geloof spreken en het samen beleven is een groot goed. Synodaliteit is een zegen voor de Kerk, en een uitdaging. Het is een risico dat je moet nemen om samen verder te komen, want niemand mag zich opsluiten in zijn eigen wereldje. We zullen ons erin moeten oefenen. Als er ook tegelijkertijd maar leiding wordt gegeven, kaders worden geven, de juiste vragen worden gesteld en richting wordt gewezen.

We hebben in ons bisdom Roermond in de maanden oktober, november en december een drietal rondetafelgesprekken gehouden. Deze week wordt alle inbreng bij elkaar gebracht en verwoord in een toekomstvisie – we zijn er al aan begonnen. Het is een ingewikkeld en delicaat proces, want er moeten keuzes gemaakt worden. Niet alles wat is gezegd is bruikbaar, niet alles is realistisch. Ook het slotdocument van de synode in Rome heeft een duidelijke richting gekozen en het juiste materiaal verzameld tot een samenhangende tekst. Maar … iedereen heeft wel kunnen zeggen wat hij of zij wilde, er werd geluisterd en het is gehoord. Dat is al winst. Voor degenen die hebben deelgenomen is het weldadig geweest.

 

+ Ron van den Hout
8 december 2025